Opgesteld door Gerhard Horstink en Lars Daniëls MV  

Algemeen: 

Een scriptie is een (semi-)wetenschappelijk opstel dat een verplicht onderdeel vormt van het examen Magister Vini. De  scriptie is een verhandeling over een bepaald onderwerp naar aanleiding van eigen (literatuur)onderzoek, waarin een  specifiek vraagstuk op objectieve wijze wordt belicht. Het onderzoek betreft een onderwerp op het gebied van wijn in  de meest brede zin. Dat wil zeggen: de invalshoek kan wijnbouwkundig, wijntechnologisch, handelstechnisch en commercieel van aard zijn of een combinatie van deze, met eventuele wetgevende en regulerende aspecten. De  vraagstelling echter moet zo specifiek zijn dat deze te behandelen is binnen de daarvoor gestelde grenzen (zie Lengte van de scriptie).  

Voorstel aan de examencommissie: 

Voorafgaand wordt een onderzoeksvoorstel ingediend bij de examencommissie Magister Vini (EMV). Dat voorstel moet  de EMV goed inzicht geven in het onderwerp (hoofdvraagstelling en deelvragen), een inhoudelijke indeling en een plan  van aanpak (methode) met tijdspad. Goedkeuring door de examencommissie houdt de garantie in dat onderwerp,  vraagstelling en methode geaccepteerd zijn. De omvang van het onderzoeksvoorstel is ca. 5 tot 10 pagina’s. 

Lengte van de scriptie: 

Vereiste lengte van de tekst van de scriptie: minimaal 20 pagina’s, maximaal ca. 40 pagina’s, uitgaande van A4-formaat  met 500 woorden per pagina. Dit aantal is exclusief de eventuele bijlagen. NB: het niet overschrijden van de maximale  de lengte van de scriptie (ca. 40 pagina’s of 20.000 woorden, exclusief bijlagen) wordt als zeer belangrijk beschouwd  door de EMV. Een Magister Vini moet een welbepaald onderwerp diepgaand maar compact kunnen uitwerken.  

Onderdelen/hoofdstukken van de scriptie:  

  1. Omslagpagina
  2. Titelblad
  3. Voorwoord
  4. Inhoudsopgave
  5. Samenvatting
  6. Inleiding
  7. Onderzoeksmethoden/werkwijze
  8. Resultaten
  9. Conclusie en discussie
  10. Verklarende woordenlijst
  11. Literatuurlijst
  12. Bijlagen

Richtlijnen voor de afzonderlijke onderdelen en opbouw van de scriptie: 

1. Omslagpagina

Hierop staan vermeld:  

  • naam van auteur en ‘Scriptie in het kader van het examen Magister Vini’.  
  • datum. 
  • NB: het omslagblad is de eerste bladzijde van de scriptie, maar het paginanummer wordt hier niet vermeld.

2. Titelblad

Op het titelblad worden naast de informatie op de omslag ook de namen van de begeleiders vermeld en de  afstudeerdatum. 

3. Voorwoord

Het voorwoord wordt als laatste geschreven. Het is een persoonlijk deel, waarin de aanleiding tot het onderzoek en  een dankwoord (eventueel) worden opgenomen. 

4. Inhoudsopgave

  • Schrijf voor de paginanummers geen ‘pag.’ of ‘blz.’, maar altijd het volledige woord.
  • Voor hoofdstukken staan normale cijfers (1, 2 etc.). Voor de bijlagen staan Romeinse cijfers (I, II, etc.)
  • Het is handig om te starten met het schrijven van een inhoudsopgave. Zo kan men  overzien waaraan aandacht  besteed wordt en wat een logische volgorde is. 

Opsomming – voorbeeld:   

1Omschrijving hoofdstuk 1paginanummer 
1.1Onderwerp binnen hoofdstuk 1paginanummer
1.1.1Subonderwerp binnen onderwerp 1.1paginanummer

5. Samenvatting  

De samenvatting komt direct na de inhoudsopgave, opdat de lezer direct een compacte maar duidelijke indruk krijgt  van de scriptie. Het is een stuk van maximaal ca. 250 woorden (een halve pagina A4) waarin de probleemstelling, de  uitgangspunten, de belangrijkste vraagstellingen en/of hypothesen, de methode, en de belangrijkste resultaten en de  conclusies worden vermeld. De samenvatting moet een weergave zijn van het volledige verslag en niet alleen van de  conclusies. Daarnaast moet de samenvatting uitnodigen tot lezen van de scriptie. De samenvatting kan eventueel ook  (als extra, nooit uitsluitend) in het Engels worden toegevoegd, na die in het Nederlands.  

6. Inleiding

In de Inleiding wordt de theoretische vraagstelling of het praktijkprobleem geschetst, alsmede de argumentatie die  aangeeft waarom deze/dit interessant genoeg is om te bestuderen. Verder bevat de inleiding een beschrijving van de  achtergronden van de vraagstelling of het probleem, alsmede de doelstelling van het onderzoek en de  onderzoeksvragen. Het onderwerp moet goed worden afgebakend. Men moet aangeven welke onderwerpen/ deelvraagstellingen worden behandeld, welke niet en van welke voor de volledigheid slechts melding gemaakt wordt.  

Over het algemeen onderscheiden we drie typen onderzoeken, en dus ook drie typen vraagstellingen. Onderstaand  overzicht geeft onderzoekstype, vraagstelling en onderzoeksvraag of hypothese weer. 

type onderzoekvraagstellingonderzoeksvraag/hypothese
beschrijvend onderzoekwat? waar? hoe? welke?onderzoeksvraag
explorerend onderzoekwaarom?onderzoeksvraag
toetsend onderzoekklopt het?hypothese

Voor probleem-gestuurd onderzoek zoals beschrijvend en explorerend onderzoek is vaak praktische literatuur  (populair-wetenschappelijke literatuur, beschrijvende rapporten) nuttig, bij theorie-gestuurd (toetsend) onderzoek is  wetenschappelijke literatuur meer voor de hand liggend. Maar het een sluit het ander niet uit; de wetenschap heeft steeds verdergaand zijn intrede gedaan in wijn en bij het onderzoeken van specifieke vraagstukken zult u steeds vaker  op wetenschappelijke artikelen stuiten, zeker indien Engelse zoektermen worden gebruikt.

Een specifieke vorm van onderzoek kan een literatuurstudie op zichzelf zijn over een bepaald wijnonderwerp. Een  literatuurstudie is een overzicht van reeds bestaande informatie over het onderwerp (wat is er al bekend). Het is geen  lijst met alle beschikbare informatie of een samenvatting. Probeer relaties en verbanden te zien en componeer een  verhaal met ondersteunde argumenten en bewijzen. Ook bij een literatuurstudie horen een doelstelling, een  methodiek en een plan van aanpak.

De inleiding kan alle zojuist beschreven elementen bevatten, maar men kan ook kiezen voor een korte inleiding met  daarin de belangrijkste uitgangspunten en een afzonderlijke paragraaf met daarin een gedetailleerde probleemstelling  (met alle onderzoeksvragen), een bespreking van de literatuur en een beschrijving van de verwachtingen of  hypothesen.

7. Onderzoeksmethoden/werkwijze

In deze paragraaf wordt de gevolgde methode in detail beschreven. De lezer moet in staat zijn om op basis van deze  informatie als het ware het onderzoek zelf te herhalen. Welke middelen zijn nodig om het onderzoek te doen? Dit  moet zo specifiek en duidelijk mogelijk beschreven worden in de opzet, door vragen te stellen als: waar of in welke  situatie wordt het onderzoek gedaan, wanneer vindt het onderzoek plaats, wie of wat wordt onderzocht en welke  methode voor verzamelen en analyseren van gegevens wordt gebruikt? Enkele onderzoeksmethoden liggen voor de  hand zoals enquêtes of interviews. Vergeet hier ook niet te vermelden in welke zoekmachines en bibliotheken/ literatuur is gezocht.  

8. Resultaten

Deze paragraaf bevat een beschrijving van wie of wat onderzocht is. Eventuele statistische toetsen worden vermeld en  in het geval van hypothesen, de bevestiging of verwerping ervan. De resultaten zullen (meestal) moeten worden  weergegeven of samengevat in figuren en tabellen. De figuren en tabellen moeten een duidelijke naam krijgen,  waarnaar duidelijk verwezen kan worden. 

Men moet ervoor waken in dit hoofdstuk aan de resultaten reeds een conclusie verbinden. De conclusie wordt alleen  in het hoofdstuk ‘Conclusie’ beschreven. 

9. Conclusie en discussie 

Hoofdpunten: 

  • In de conclusie dient men te zorgen voor een overtuigend betoog.
  • In de conclusie worden de resultaten geïnterpreteerd en een beredenering aan verbonden. De conclusie is echter  ook gebaseerd op de beschikbare literatuur over het betreffende onderwerp.
  • In de discussie wordt beschreven wat tekortkomingen van het onderzoek zijn en hoe deze in de toekomst opgelost  moeten worden.  
  • In dit hoofdstuk, onder subtitel ‘discussie’ mogen suggesties voor verder onderzoek worden gedaan. 
  • Men kan in de discussie ingaan op eerdere onderzoeken die tot een andere conclusie hebben geleid, maar waar  mogelijk minder goede methoden zijn gebruikt. 
  • Tenslotte, uw eigen mening: de persoonlijke conclusie van het onderzoek. Alleen hier mag de ik-vorm worden gebruikt.

Algemene zaken/extra informatie:  

Voor alle typen onderzoek geldt dat in het hoofdstuk ‘Conclusie en discussie’ een conclusie moet worden opgenomen  van de belangrijkste resultaten, in het licht van het doel van het onderzoek en de achtergronden van de probleem- of  vraagstelling. Tevens moeten de sterke en zwakke kanten van het eigen onderzoek besproken worden.  

Voor theorie-gestuurd (toetsend) onderzoek betekent dat een bespreking van de resultaten van de hypothese toetsing. Daarbij moet aandacht besteed worden aan een discussie van hypothesen die niet zijn bevestigd door de  data. In de regel zal dit betekenen dat aanvullende literatuur moet worden opgezocht die niet in de Inleiding  besproken is. Voorts dienen hier de gevolgen van de resultaten voor de in de Inleiding uiteengezette theorie besproken  en gewaardeerd te worden (conclusie) en moet worden aangegeven welk vervolgonderzoek theoretisch gezien het  meest zinvol zal zijn (discussie).  

Voor probleem-gestuurd (beschrijvend en explorerend) onderzoek geldt dat de resultaten worden besproken en  gewaardeerd in het licht van de oorspronkelijke verwachtingen (conclusie). Wanneer dit type onderzoek zich niet  uitsluitend beperkt tot een diagnose, maar ook tracht te komen tot oplossingen, dienen (praktische) aanbevelingen te  worden geformuleerd. Deze aanbevelingen kunnen deel uitmaken van de Discussie; het is echter ook mogelijk om ze in  een afzonderlijke paragraaf op te nemen. 

10. Verklarende woordenlijst

In de verklarende woordenlijst worden vaktermen, afkortingen en specifieke begrippen toegelicht. 

11. Literatuurlijst

In een alfabetische literatuurlijst wordt alle literatuur (bronnen) vermeld die in de scriptie aan de orde is gekomen.  Presentatie moet geschieden volgens een vast stramien (bijvoorbeeld APA-stijl of Harvard-stijl). 

Notenapparaat: verwijzing naar bronnen wordt in de lopende tekst aangegeven met een superscript cijfer (1); de  bronnen zelf kunnen zowel onderaan de pagina’s als achterin de scriptie worden vermeld. Bronnen kunnen ook tussen  haakjes direct achter de lopende tekst worden opgenomen. 

12. Bijlagen

Relevante bijlagen (bijv. vragenlijsten) dienen genummerd te worden (met een Romeins cijfer) en voorzien te worden  van een duidelijke titel, opdat verwijzing geen onduidelijkheden oplevert. Het aantal bijlagen dient tot een minimum  te worden beperkt. 

PS: algemene bronnen over het schrijven van een goede scriptie: 

www.scribbr.nl

www.topscriptie.nl

Aanleveren van de scriptie: 

Eerste versie dient digitaal én geprint in vijfvoud te worden gestuurd naar:

Stichting Drankenonderwijs
Saturnusstraat 60, unit 47
2516 AH Den Haag

Kijk op www.magistervini.nl voor deadlines van aanleveren en geplande data van reactie van de EMV.